Een mallemolen aan veranderingen in het ons zo dierbare Avondland

Boeren tegenover de grote steden van het Westen

 

Het ons zo dierbare Avondland was vroeger een land vol tradities, gewoontes en gebruiken. Er was een leven dat zich voor het grootste deel rond de kerk en café afspeelde. Tezelfdertijd dat de gewone mensen in Vlaanderen en heel West-Europa  grotendeels op het platteland hun alledaagse leven leefden, voltrokken zich in de grote wereldsteden langzaam maar zeker grote veranderingen. Veranderingen waarvan het gewone volk enkel iets merkte door oorlogen, epidemieën, hongersnoden en bittere armoede. In andere tijden ging de economie zo langzaam omhoog door de nieuwe uitvindingen dat er juist minder armoede en sterfte was. De vraag is of dit laatste niet zo langzaam ging dat men dit nauwelijks opmerkte. Misschien ving men af en toe iets op over enkele van deze historische omwentelingen. Oude Vlaamse series zoals “de Paradijsvogels” en “Wij heren van Zichem” zijn  stille getuigen van het dagelijkse leven op het platteland in de jaren ’20 van de vorige eeuw.

 

Oswald Spengler noemt dit de boerenstand. Dit is een maatschappelijke stand die eigenlijk geen stand is. Deze groep staat als het ware buiten de geschiedenis en historische tijd. De blauwdruk van het boerenbestaan is in alle tijden ongeveer hetzelfde. Zodra deze blauwdruk bij landbouwers niet meer dezelfde  kan je je afvragen of er nog wel een echte boerenstand is. Onze tijd is hier een voorbeeld van. Dit in tegenstelling tot de ontwikkeling in grote steden. In de Middeleeuwen waren dit steden zoals Venetië, Genua,  Antwerpen, Amsterdam, Gent en Brugge. Later werden dit echte wereldsteden zoals Parijs, Londen, Berlijn, New York en San Francisco . De kloof tussen al deze werelden is gigantisch.

Het oersymbool van oneindige ruimte als motor van veranderingen

Langzaam maar zeker gaan deze veranderingen alle lagen van de bevolking doordringen. Het is alsof deze steden hun geest, uitvinden, ideeën, kennis en filosofie, die aanvankelijk waren ontstaan in kleine uitverkoren groepen van mensen, gaan doorgeven aan het gewone volk in de provincies.

Na vele eeuwen van langzaam vallen en opstaan doemde langzaam het Avondland op zoals wij dit in de late  20ste en 21ste eeuw kennen. De levensstijl van het moderne Westen wordt door onze laatste generaties als een verworven recht beschouwd. In mijn  vorige artikel Corona en de ondergang van het Avondland  schreef ik dat het westerse oersymbool hier de motor voor is. Een motor die reeds duizend jaar draait en de fundamenten van onze geschiedenis heeft geschreven. Een mensheid in het Westen die doorheen het leven deze oneindigheid meer en meer waarmaakte. Dit in een wereld van verschillende standen, tradities, levensstijlen enz… een wereld die op vlak van armoede, meerdere oorlogen, grotere sociale controle en andere vormen van rampspoed veel harder was dan het leven van de gemiddelde westerse mens van vandaag. Het gevaar bestaat dat we het vroegere leven te veel gaan idealiseren of romantiseren. Toch was deze wereld op een manier stabieler dan de onze. Oude gebruiken en tradities kanaliseerden de drang om het oersymbool van oneindige ruimte te realiseren. Oude gebruiken en tradities waarvan sommige hun wortels vonden voor dit oersymbool  ontkiemde. We kennen onze moderne feestdagen zoals Kerstmis, Nieuwjaar en Pasen. Deze worden gevierd op specifieke tijdstippen in het jaar. Tijdstippen waarop al duizenden jaren belangrijke rituelen en feesten plaatsvinden.  Zo wordt de winter zonnewende op één of andere manier van oudsher in veel culturen gevierd. 

Wetenschappers vonden in het gebit van een Homo Erectus reeds het ritme terug van de 7-dagenweek. Jung noemt dit archetypen. Op deze archetypen zijn culturen gebouwd.

We zien echter dat  de westerse mens van vele van deze archetypen los komt. Alles vervaagt. Behalve de kracht van het oersymbool van de oneindige ruimte. Dit heel krachtige oersymbool gaat zich meer en meer hechten aan onze kennis, wetenschap en vooral technologie en economie. Dit oersymbool dringt nu door in de ziel van  iedere mens in de westerse wereld. Er is geen boerenstand meer die buiten tijd en geschiedenis blijft vertoeven. Een innerlijke dwang om ongehinderd te blijven groeien en ontwikkelen domineert onze geest. Onze levens worden volledig door dit oersymbool doordrongen. We kunnen niet meer denken en voelen zonder deze drang naar oneindige uitgebreidheid. Juist doordat dit alles en iedereen doordringt valt het niet op dat dit de sturende kracht is van ons dagelijkse leven. Individuen, families, organisaties, bedrijven, naties en groepen naties zijn hier volledig van doordrongen. Dit zelfs op die momenten dat we denken  hier tegen te vechten. Ik geef hiervan enkele voorbeelden:

Veranderingen bij moderne organisaties en bedrijven

Moderne organisaties en bedrijven  streven naar een optimale werking. Hierdoor is het soms noodzakelijk om veranderingen door te voeren. Soms betalen deze bedrijven andere bedrijven om dergelijke veranderingen in “goede banen” te leiden. Een bedrijf zal pas tevreden zijn als het deze oneindige groei kan evenaren. Oneindig wil zeggen dat het punt van jouw doel ook oneindig ver in de toekomst en ruimte ligt. Je kan dit met andere woorden nooit bereiken. Hierdoor dreigen bedrijven eeuwig in de steigers te blijven. Ze huppelen van verandering naar verandering. Dit gaat gepaard met stress en onzekerheid van de medewerkers van deze bedrijven. Menswetenschappers noemen dit transitiestress. Omdat je niet voortdurend in één richting kan blijven veranderen krijg je vaak ook een slingerbeweging. Zo gaat een bestuur soms het ene moment de leiding meer decentraliseren in naam van meer zelfsturende teams, meer zelfbeschikking van medewerkers over zichzelf enz… en het andere moment ziet men de tekortkomingen hiervan en gaat men terug centraliseren of het bedrijf opdelen in grotere clusters. Eens een bepaalde theorie over een organisatie is geïntegreerd krijg je te horen dat het reeds is achterhaald. Deze achterhaaldheid is het perfecte excuus om opnieuw de molen van veranderingen in gang te zetten. Medewerkers voelen zich meer en meer een speelbal. Dit ongeacht de richting die het bedrijf uitgaat. Dit zich een speelbal voelen, zou een uitnodiging kunnen zijn deze cyclus van veranderingen tot rust te laten komen en bedrijfsculturen opnieuw de kans te geven organisch te groeien. De bedrijven blijven echter op hun beurt ook een speelbal van de drang naar oneindige ruimte. Hierdoor is het feit dat werknemers zich een speelbal voelen een aanleiding om het bedrijf opnieuw te storten in een keten van veranderingen. Deze veranderingen creëren een hele industrie die de organisaties ondersteunt in deze veranderingen. Deze industrie bestaat uit organisaties die zelf begeesterd zijn door een eindeloos verlangen naar oneindigheid. Ik denk hierbij aan de HR-sector. Ook de coachingssector speelt hier op in.

Stress en burn out bij  werknemers in het Avondland

Dit alles is een immense bron van stress voor vele medewerkers. Burn out en andere stressgerelateerde stoornissen liggen hier op de loer. In het licht van wat ik hier schreef zou je denken dat dokters en psychologen meer rust gaan voorschrijven. Vaak doet men dit in eerste instantie ook, al gebeurt dit juist door onze drang naar oneindigheid dikwijls te laat. Werknemers zitten tegen die tijd soms zo diep dat onmiddellijke rust nog de enige mogelijkheid is. Doch is rust voor de faustische mens stilstaan en zelfs achteruit gaan. Het verlangen van oneindige ruimte en ongebreidelde zelfontplooiing wordt gefrustreerd waardoor de medewerker zich nog waardelozer dreigt te voelen. Eens het ergste voorbij is treedt opnieuw het faustische mechanisme in werking. Nadat de huisarts de betrokkene onontbeerlijke rust heeft voorgeschreven  kan men beroep doen op psychologen, loopbaanbegeleiders, coachen, psychologen en therapeuten. Men zal het in de gesprekken hebben over een gebrek van waardering op de werkvloer. Ook spreekt men heel veel over een gebrek aan autonomie van de werknemer of komt men tot de conclusie dat de werknemer op de verkeerde plaats is tewerkgesteld. In dit laatste geval dient hij te worden geheroriënteerd. Omwille van bovengenoemde problemen is de kracht of parel in de mens bedolven geraakt onder massa’s stof. De taak van de hulpverlener bestaat enkel uit deze laag stof weg te halen. Dan dient het eeuwig ontwikkelende individu opnieuw zelf aan het werk te gaan en zijn of haar kracht te gebruiken om opnieuw  de oneindige ruimte in te gaan en met hernieuwde krachten dit verlangen waar te maken. Ook hier staat het zich voortdurend ontwikkelend, groeiend individu dat zich een weg baant naar de verten van de Faustische oneindige ruimte. Verandering is hier eveneens het ultieme voorschrift. De behandelingsmethoden, therapieën en coachingsmethodieken zijn eveneens aan dergelijke veranderingen onderhevig.

Moderne technologie en consumptiegoederen

Moderne technologie en consumptiegoederen vragen in deze context ook om voortdurende veranderingen. In de jaren ’50, ’60 en vooral  ’70 van de 20ste eeuw werden we gezegend met een hele reeks nieuwe consumptiegoederen zoals koelkasten, diepvriezers, televisie, auto’s enz… Later kwamen hier nog computers, GSM’s, internet en smartphones bij. Het leven werd op korte tijd een stuk comfortabeler. Niemand wil wellicht ruilen met een gemiddeld gezin  kort na de Eerste Wereldoorlog. Tijden waarin de meeste toiletten buiten waren en elektriciteit en stromend water luxeproducten waren. Op een bepaald ogenblik komt er een moment waarop we op materieel vlak bijna niets meer te wensen hebben. Net zoals hierboven blijft echter ons oersymbool even krachtig roepen. Dit in onze cultuur ingebrande verlangen blijft onze nood aan steeds nieuwe consumptiegoederen aanwakkeren. Dit gebeurt door van een bepaald product steeds nieuwere modellen aan te bieden. Modellen die in eerste instantie het voorgaande model moeten overtreffen. Dit mechanisme werkt echter zoals een toestel dat flessen wijn vacuüm zuigt. In het begin moet je nauwelijks persen om lucht uit de fles te krijgen. Hoe dichter je echter bij een vacuüm komt hoe meer je je moet inspannen. Wil je nog dit  meer vacuüm krijgen dan zou je krachtige machines nodig hebben. Deze machines zullen hier echter op een bepaald moment ook de brui aan geven. Het gezegde “Is het sop de kolen nog waard?” is hier zeker van toepassing. Alleen we passen dit niet toe op onze manier van consumeren. Deze producten moeten aan de lopende band blijven komen. Model volgt model op. Ook in de ICT volgen bepaalde diensten en producten heel snel op elkaar en zijn de nieuwe producten vaak niet compatibel met de oude waardoor alles dient te worden vervangen.  Dit moet steeds sneller. Hier worden we ook geconfronteerd met het probleem van de vermoedelijke “geplande  veroudering”. Vaak gaat een product dat in de jaren '70 is gekocht veel langer mee dan producten die we vandaag kopen. Ik laat in dit artikel in het midden of dergelijke geplande veroudering een bewuste strategie is of zich eerder in het onbewuste van de leverancier speelt. Wellicht ligt de waarheid hier in het midden.

 

Ecologie

Ook het thema ecologie sluit heel dicht aan bij de voorgaande twee voorbeelden. We merken dat we door dit voortdurend vernieuwen, meer en meer op de grenzen sluiten van wat onze planeet aankan. Hier werkt deze drang naar oneindigheid in twee richtingen. We kennen zoals hierboven beschreven de drang naar voortdurende vernieuwing van onze organisaties, bedrijven en consumptiegoederen. Anderzijds uit deze drang zich ook in een groot verlangen naar duurzaamheid van onze planeet. Ook deze moet voortdurend meegaan. In eerste instantie zitten we hier dus met een onoverkomelijke impasse. Toch hebben beide richtingen elkaar gevonden en versterken ze momenteel  elkaar. De (groene) politiek verwacht dat onze bedrijven, organisaties, overheid en manier van consumeren op het milieu wordt afgestemd. Dit creëert nieuwe mogelijkheden tot verandering en vernieuwing. Bedrijven dienen de uitstoot van gassen en vervuilende producten met vernieuwende technologie aan banden te leggen. Er dienen auto’s te worden ontwikkeld die minder vervuilen ( of anders vervuilen, bijvoorbeeld minder fijne stofdeeltjes maar meer CO2). “Duurzame” energiebronnen dienen te worden uitgevonden, ontwikkeld en op de markt gebracht te worden. Onze woningen dienen te worden geïsoleerd en hiervoor staan ook vele woningen jaren in de steigers. Consuminderen wordt in de grond van de zaak consumeerderen. Consuminderen zou kunnen betekenen dat zaken zoals bijvoorbeeld die geplande veroudering worden aangepakt. Dat laatste is nu net wat we bijna niet zien gebeuren. Dit is voor een cultuur die naar het oneindige streeft ook oneindig moeilijk.

Bewustwording van ons oersymbool

De vraag rijst nu hoe we hier als cultuur, naties en individuele mensen best mee omgaan? Langs de ene kant is dit Faustiaanse verlangen één van de mooiste verlangens die de mens ooit heeft ontwikkeld. Het is zoals ik reeds uitlegde de laatste decennia hevig doorgeschoten waardoor we de controle meer en meer zijn verloren. Vele veranderingen zijn nog steeds positief te noemen. Toch lijdt de mens intensief door deze overload aan veranderingen; ook zorgt het voor vele valse beloftes, dromen en utopieën. Deze tekst wil niet nog een utopie in het leven roepen door te pleiten om deze drang volledig los te laten. Dit zit zo in onze cultuur ingebakken dat we dit de eerstkomende generaties niet zullen kunnen loslaten. Wel kan een bewustwording van dit mechanisme er misschien voor zorgen dat dit verlangen toch voor een stuk tot rust komt en dat we manieren vinden om hier mee om te gaan of anders te kanaliseren.